-
1 touw
3 [weefgetouw] loom♦voorbeelden:iets met (een) touw(en) vastbinden/dichtbinden • tie something (up)¶ in touw zijn • be in harness, be hard at it/busyiets op touw zetten • plan/start something; launch/mount something 〈 campagne〉 -
2 iets met (een) touw(en) vastbinden/dichtbinden
iets met (een) touw(en) vastbinden/dichtbindenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets met (een) touw(en) vastbinden/dichtbinden
-
3 vastleggen
2 [met betrekking tot kapitaal] tie up♦voorbeelden:2 zich niet vastleggen op iets, zich nergens op vastleggen • refuse to commit oneself, leave one's options open; 〈 zich vrijblijvend opstellen〉 be non-committal3 iets schriftelijk vastleggen • put something down in writing, commit something to paperin de grondwet vastgelegd • laid down in the constitution -
4 verband
1 [met betrekking tot verwonding e.d.] bandage3 [verbintenis] contract♦voorbeelden:2 in landelijk/Europees verband • on a national/European levelonderling verband • interrelationship, interconnectionin ruimer verband • in a wider contextverband houden met iets • be connected with something, tie up with somethingdit houdt verband met het feit dat • this has to do with the fact thatin verband met • in connection within (nauw) verband staan met • be (closely) connected withiets uit zijn verband rukken • take something out of contextde woorden uit hun verband rukken • 〈 ook〉 tear/wrench the words from their context -
5 passend
3 [zo dat het op/in iets past] fitting♦voorbeelden:niet bij elkaar passende sokken/partners • odd socks, incompatible partnersgeen passend werk hebben • be unsuitably employedkunt u iets passends vinden bij deze das? • can you find something to match this tie?een broek met een daarbij passende jas • trousers with a matching coatgoed/slecht bij elkaar passend • ill-/well-matchedeen goed bij elkaar passend paar/stel • a good matchniet passend bij • not suitable/unsuited forniet passend zijn voor • be unbecoming forniet passend • badly fittingniet-passend kledingstuk • ill-fitting garment -
6 verband houden met iets
verband houden met ietsbe connected with something, tie up with somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > verband houden met iets
-
7 knevelen
v. gag, place something in or over the mouth in order to prevent speech or other sounds; tie up, bind -
8 band
band1I 〈de〉2 [ring om een wiel] tyre3 [magneetband] tape4 [transportband] conveyor (belt)8 [wat rondom iets wordt bevestigd] band♦voorbeelden:2 een lekke band • a flat tyre, a punctureiets op de band opnemen • tape somethingaan de band staan • work on the assembly linenauwe banden met het moederland onderhouden • maintain strong ties with one's mother countryde banden der vriendschap aanhalen • tighten the bonds of friendshipgeen enkele band meer hebben met zijn familie • have severed all connections with one's familyde banden verbreken • sever the ties¶ aan de lopende band doelpunten scoren/rotopmerkingen maken • pile on scores, make scathing remarks all the timeiemand aan banden leggen • restrain someonedoor de band • on averageuit de band springen • get out of handII 〈 het〉————————band2〈de〉 〈 Engels〉 -
9 dragen
2 [bij zich hebben] carry4 [voorzien zijn van] bear5 [zwanger zijn van] carry, be pregnant♦voorbeelden:geen stropdas/beha meer dragen • give up wearing a tie/bradie schoenen kun je niet bij die jurk dragen • those shoes don't go with that dresstegenslag moedig dragen • bear up against adversity2 [zich over een afstand uitstrekken] carry♦voorbeelden: -
10 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
11 kunt u iets passends vinden bij deze das?
kunt u iets passends vinden bij deze das?can you find something to match this tie?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kunt u iets passends vinden bij deze das?
-
12 slaan
3 [door slagen op, van de plaats, in een toestand brengen] beat (up)4 [door slagen doen ontstaan] 〈zie voorbeelden 4〉6 [met betrekking tot het oog, de blik] turn8 [verslaan] beat♦voorbeelden:met de koppen tegen elkaar slaan • bang their heads togethereen paal in de grond slaan • drive a stake into the groundeen put slaan • sink a well, bore a wellgeld slaan • mint coins5 een fles rum achterover slaan • sink/tuck away a bottle of rumeen mantel om iemand heen slaan • wrap a coat round someonede armen om de hals van iemand slaan • fling one's arms around someone's neckde armen/benen over elkaar slaan • fold one's arms, cross one's legs6 acht slaan op • take heed/notice of something2 [met betrekking tot hart, pols] beat3 [door slagen geluid voortbrengen] strike5 [+ op] [betreffen] refer to6 [begin maken met] 〈zie voorbeelden 6〉7 [plotseling op een plaats/in een toestand komen] 〈zie voorbeelden 7〉♦voorbeelden:met de deur slaan • slam the doorwild om zich heen slaan • lash outde golven slaan over het dek • the waves are breaking over the decker maar op los slaan • hit wildly/blindly at someone5 waar slaat dit nu weer op? • what is the meaning of this?dat slaat op mij • that is meant for/aimed at medat slaat nergens op • that makes no sense at allde vlam sloeg in de pan • the pan caught firede rook slaat op je keel • the smoke gets you in the throatover de kop slaan • overturn -
13 zeven
zeven1〈de〉1 seven♦voorbeelden:————————zeven2♦voorbeelden:poedersuiker over de taart zeven • sift icing sugar over the cake————————zeven3〈 telwoord〉♦voorbeelden:morgen wordt ze zeven • tomorrow she'll be seven
См. также в других словарях:
tie something in — (or tie in) cause something to fit or harmonize with something else (or fit or harmonize with something) her husband is able to tie in his shifts with hers at the hospital | she may have developed ideas that don t necessarily tie in with mine * * … Useful english dictionary
tie something up — bring something to a satisfactory conclusion. → tidy something away tie something up invest or reserve capital so that it is not immediately available for use. → tidy something away … English new terms dictionary
tie (something) to (something) — to connect one thing to another. Any increase in pay is tied to doing a better job … New idioms dictionary
tie something up — 1) bind or fasten something securely with rope, cord, or string ■ moor a vessel ■ often be tied up invest or reserve capital so that it is not immediately available for use money tied up in accounts must be left to grow 2) bring something to a… … Useful english dictionary
tie something up — See tie someone up … Thesaurus of popular words
tie something in with something — tie (someone/something) in with (someone/something) to connect or influence one person or thing with another. The company can tie this new acquisition in with its other businesses. Do we have any information to tie Bernard in with Kelly?… … New idioms dictionary
tie something in with someone — tie (someone/something) in with (someone/something) to connect or influence one person or thing with another. The company can tie this new acquisition in with its other businesses. Do we have any information to tie Bernard in with Kelly?… … New idioms dictionary
tie something in with something — ˌtie ˈin (with sth) | ˌtie sthˈin (with sth) derived to link sth or be linked to sth; to happen, or arrange for sth to happen, at the same time as sth else • The concert will tie in with the festival of dance taking place the same weekend.… … Useful english dictionary
tie something off — ˌtie sthˈoff derived to put a knot in the end of sth; to close sth with string, thread, etc • to tie off a rope • to tie off an artery Main entry: ↑tiederived … Useful english dictionary
tie — [taɪ] verb tied PTandPP tying PRESPART tie up phrasal verb [transitive] 1. tie ↔ something up to use money for something so that it is not easily available to be used for anything else … Financial and business terms
tie someone up — tie something up 1) robbers tied her up and ransacked her home Syn: bind, bind hand and foot, truss (up), fetter, chain up 2) he is tied up in meetings all morning Syn: occupy, engage, keep busy 3) … Thesaurus of popular words